De geschiedenis van het Geestmerambacht wordt gekenmerkt door menselijk ingrijpen. In de Middeleeuwen maakten de Geestmannen, de toenmalige bewoners, de drassige grond geschikt voor landbouw. Toen omstreeks 1800 de koeienpest uitbrak, schakelden zij over op de tuinbouw. Voor hun akkers was de vruchtbare bagger uit de sloten een noodzaak. Zo werden de sloten steeds breder en ontstond het Rijk der Duizend Eilanden.
De exploitatie van de gronden was voor de tuinbouwers zeer arbeidsintensief en zwaar. Er was een versnipperd grondgebruik en bijna alle kavels waren uitsluitend per schuit bereikbaar. Ook het aantal kavels per bedrijf was zeer groot. Toepassing van moderne productiemethoden was vrijwel niet mogelijk.
De waterkwaliteit in het Geestmerambacht was in grote delen zeer slecht omdat het gebied als een open riool dienst deed voor alle dorpen. Vooral in het langgerekte Langedijk was het voor de bewoners vanwege de stank van de sloten dikwijls zeer onaangenaam.